Het heeft toch iets speciaals. De krant. Niet weg te denken uit ons dorp. Ik kan me de week niet eens voorstellen zonder de donderdag en de maandag. Of ons gezin, zonder iemand die de krant doorbladert. Iedere lezer bij ons thuis doet dat op zijn eigen manier. Benjamin, die ruikend naar gasolie, zijn zweetvoeten op het tafeltje legt en de krant pakt, weet daarmee dat hij thuis is. De werkweek zit erop. Of Dochter, die koud uit Groningen, als eerste kijkt of er in onze ‘achtergebleven gemeenschap nog weer rare dingen zijn gebeurd waarvan ze absoluut iets vinden moet’. Stiekem is ze groos en mist ze ons gewoon.